woensdag 28 februari 2018

Bloedprik

Wegkijken voor zo’n kleinigheid

Ik was in het ziekenhuis voor een bloedprik. Ik heb een hekel aan bloedprikken. Op het moment suprême kijk ik altijd weg. Dan voel ik er niets van.

De vijfde schuifdeur
In het gangetje nam ik plaats tussen de rij wachtende mensen. De een na de ander werd opgeroepen, verdween achter een van de vier schuifdeuren en kwam er na een paar minuten ook weer uit te voorschijn.
De vijfde schuifdeur bleef dicht.

De naald in het armpje - 1
Daar kwam een zacht jammeren vandaan. Van een meisje. Het jammeren nam toe en de moeder en de verpleegster die de naald in het armpje van het kind zou moeten zetten, spraken troostende en moedgevende woorden. Het kind liet zich niet vermurwen.
Ik kon mij dat goed voorstellen.

In één keer raak (dat mag je toch wel hopen)
Ik was een jaar of acht – negen. Misschien was het meisje aan de andere kant van die schuifdeur ook wel van die leeftijd. Dan heb je al zo veel hersentjes ontwikkeld dat je, om erger te voorkomen, vrijwillig je arm uitstrekt.
Dat deed ik toen ook. Ik geloof dat ik die dag voor het eerst ben gaan wegkijken. Want al die keren deed het zeer. Al die keren, ja. Die verpleegster prikte telkens mis. 
Op het laatst zei ze: ‘Ik ben een beetje grieperig. Ik geloof dat ik er maar even een collega bij haal.’
Die prikte in één keer raak.

‘Ben je er klaar voor?’
Uit het jammeren en de uitroepen van het meisje en uit de reacties van de moeder en de verpleegster kon ik afleiden dat ze er telkens bereid voor was, maar op het moment suprême net weer niet.
De moeder en de verpleegster probeerden haar opnieuw te overreden. Dat het maar even duurde en dat het echt geen pijn deed. De moeder kwam met beloftes, ik geloof tot aan een dagje pretpark aan toe. De verpleegster deed er nog een schepje bovenop. Maar wanneer een van de twee vroeg: ‘Ben je er klaar voor?’ riep het meisje: ‘Nee, nee, nee!’ en begon ze weer te schreien.
Ik meende zelfs te kunnen opmaken dat de verpleegsters van kamertje een tot en met vier erbij werden gehaald. Uiteraard niet allemaal tegelijk. Vanaf dat moment bleven alle vijf schuifdeuren dicht.

Meeleven en ongeduld
O, ik leefde met het meisje mee. Zo te zien deden de andere wachtende mensen dat ook. Langzaamaan begon ik bij een paar toch wel enig ongeduld te bespeuren. Maar toen bleek onze langste wachttijd er al weer op te zitten.

De naald in het armpje - 2
Vanachter de schuifdeur klonk opeens de stem van een man. ‘Wat is dit nu? Ben jij bang voor spuitjes? Voor zo’n klein prikje?’
Ongetwijfeld beschikte die man over een flinke dosis vaderlijke uitstraling, want met precies dezelfde beloftes als de moeder en de verpleegsters hadden gedaan én met een bepaalde instructie wist hij het zo te horen voor elkaar te krijgen dat hij de naald in haar armpje kon zetten.
Tijdens de bloedafname telde het meisje samen met haar moeder en de verpleegster luid en bezwerend tot vierentwintig en toen riepen ze alle drie, samen met de man uit: ‘Hoera!’

Verbazing en begrip
De schuifdeur ging open. De moeder duwde het kind met zachte hand naar buiten. Bij alle wachtende mensen meende ik een zekere verbazing te bespeuren. Ook ik stond er van te kijken. Het ging helemaal niet om een meisje van een jaar of acht – negen. Het ging om een jochie van een jaar of vijf.
De moeder keek schuldbewust om zich heen en sloeg vrijwel direct haar blik naar de grond. Maar ik geloof dat alle wachtende mensen wel begrip op konden brengen voor dit oponthoud veroorzaakt door het jochie. Wie heeft er nou geen hekel aan bloedprikken.

dinsdag 6 februari 2018

Met de oortjes naar achteren – een jeugdherinnering

zoals vanuit het perspectief van mijn vader weergegeven in de roman ‘De behouden stilte’:

Dat Maarten nu maar snel komt, dan is alles zo voorbij. Hij is daar ondanks zijn lamme hand erg handig in. Hij doet het nog wel bij meer mensen als die er om vragen. Hoe hij het voor elkaar krijgt? Hijzelf zegt: ‘Gewoon je verstand op nul zetten.’

Kijk daar heb je hem al. Op de fiets, en met een gezicht alsof hij even een bezoekje komt afleggen.
Louise schenkt koffie in. Hij vertelt de nieuwtjes uit het dorp, neemt Eric op zijn knie en speelt paardje met hem, zingt er een liedje bij. ‘Hop, hop, hop. Het paardje gaat in galop’
Tussendoor drinkt hij zijn koffie.
‘Zo,’ zegt hij na een tijdje, ‘klim er nu maar weer vanaf. Ga maar gezellig met je zusje spelen.’

Tina, die weet wat er te gebeuren staat. Ze pakt Eric bij de hand, doet geheimzinnig en lokt hem mee naar onze slaapkamer. Op ons bed giert ze het uit en roept ze dat hij zijn hoofd in de kussens moet verstoppen. ‘Waarom dan?’ vraagt hij. Ze heeft de deur opengelaten en ik zie dat ze hem in de kussens drukt en zelf duikt ze er ook in weg. Samen maken ze een hele hoop kabaal. Vandaag mogen ze.
‘Zal ik dan maar?’ zegt Maarten.

Zelf krijg ik het niet over mijn hart. Maar Maarten zet zijn verstand dus op nul. Haalt ze bij hun moeder vandaan, legt ze – zo stel ik me dat voor - een voor een in de arm van zijn lamme hand, in een mooi rijtje. Ze hebben de ogen nog dicht en piepen als vogeltjes, met de oortjes naar achteren. Nog geen drie dagen oud.

In zijn arm draagt hij ze naar buiten. Ik blijf binnen en zeg Louise dat zij ook binnen moet blijven. Wat komen gaat vindt ze verschrikkelijk. Maar ze begrijpt dat het nodig is. Anders komen er te veel en breek je er je nek over.

Hij zal over ons paadje tot halverwege de weg lopen, ze in het gras leggen en met een schop een tegel uit ons paadje lichten. In het gat van die tegel legt hij ze dan op de aarde neer. Vier op een rijtje. ‘Het gaat heel eenvoudig,’ heeft hij me verteld. ‘Het is zo gepiept.’

In ons bed blijft Tina krijsend en gillend aan het stoeien met Eric. Hij schatert het uit.

Als Maarten de tegel heeft teruggeplaatst en goed aangedrukt, zodat je niet kunt zien welke er voor is gebruikt, zal hij terugkomen. Kijk, daar heb je hem al.
Louise schenkt ons een tweede kop koffie in. Het eerste wat Maarten zegt, is: ‘Wanneer gaan wij weer eens vissen?’ Alsof hij even melkbussen aan de kant van de weg heeft gezet, in plaats van jonge katjes geholpen naar het hiernamaals.
Morgen zal ik Eric vertellen dat ze waarschijnlijk weggelopen zijn, zoals vroeger wel eens een hond.

Geïnteresseerd in meer fragmenten? Klik  rechts op de cover van ‘De behouden stilte’.