maandag 29 mei 2017

Weersomslag

De twee jongens kwamen niet ver in het opsporen van de draak. Achter in het korenveld, dat ze tot de Stille Zuidzee hadden omgedoopt, was boven een dunne goudgele streep de lucht paars gekleurd tot over heel de horizon. Pal boven hen hing een opborrelende stapelwolk: een vulkaan van een naburig eiland  was tot uitbarsting gekomen.

Een lichtflits, een knetterend geluid en een dof rommelen. Het begon te waaien. De ene jongen die een indianentooi op zijn hoofd droeg en naar de naam Harrie luisterde, zei: ‘Kom mee. Het is hier straks met die hoge golven niet meer veilig. Ik zal u mijn wigwam tonen.’
De andere jongen die Daniël heette, volgde hem naar de boerderij.

In de keuken stelde Harrie Daniël voor aan zijn moeder, een grote en stevige vrouw met levendige ogen en kastanjebruin haar waar fijne kartelige streepjes grijs doorheen groeiden. Ze vulde drie glazen met Rivella, Achter de ruiten betrok de lucht tot een paarse hel.
Harrie had zijn indianentooi naast zich neergelegd en een T-shirt aangetrokken. Hij dronk zijn glas in één teug leeg. De bliksem verlichtte twee keer zijn gezicht. Een scherpe knal en een lage rollende donder, de draak die over de boerderij heen trok.

maandag 22 mei 2017

Van kort verhaal naar volwaardige roman: ‘Eksteroog’ – deel IV



door
Sophia Désedan 




Geïnspireerd door  Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band
Geïnspireerd door de deze week te verschijnen nieuwe uitgave van The Beatles’ Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band en de vele remasters van ander succesvolle muziekalbums uit het verleden waaraan vorig versies van de uiteindelijke nummers zijn toegevoegd, geef ik op deze plek en met toestemming van Eric Steiner twee vorige versies vrij van een monoloog uit z'n roman in uitvoering: ‘Eksteroog.’
(Zo, dat is me 'n volzin! Ik zou zelf wel schrijver kunnen worden!)

Take 3 ( december 2002)
‘Ik heb moeite moeten doen om haar aardig te vinden, Reinier. Je bent ten slotte mijn beste broer. Maar ik moet nu toegeven dat ik haar vanaf het begin niet heb gemogen. Ik bedoel: ze had iets, iets waardoor zij nooit een van ons had kunnen worden. Ben je ooit wel een tijd echt gelukkig met haar geweest? In onze ogen eiste zij jou helemaal voor zichzelf op. Het was een jaloerse vrouw die het niet kon velen dat je ook nog familie had. Familie die je kon bezoeken. Daarom ben je al die jaren weggebleven, is het niet? Ze heeft jou zover gekregen dat je moest kiezen tussen haar of je familie. En nadat je voor haar gekozen had, liet ze je in de steek. Je mag de hemel op je knieën danken dat het voorbij is, want als het langer had geduurd had het nog veel erger kunnen aflopen.’
(151 woorden)

Take 5 ( oktober 2009)
‘Ik heb moeite moeten doen om haar aardig te vinden, Reinier. Je bent ten slotte mijn liefste broer. Ik heb je bijzondere keuzes altijd met bewondering gerespecteerd. De keuze om zo maar te stoppen met je studie, geen arts wilde worden, geen carrière wilde maken. Van je hobby je beroep wilde maken. Zelfs je keuze om met Martha gelukkig te willen worden zoals je dat toen zo zei, heb ik gerespecteerd. Ik heb erg mijn best gedaan. Maar ik moet je nu bekennen dat ik haar vanaf het begin niet heb gemogen. Ik bedoel: ze had iets, iets waardoor zij nooit een van ons had kunnen worden. Ben je ooit wel eens een tijd echt gelukkig met haar geweest? In onze ogen eiste zij jou helemaal voor zichzelf op. Het was een jaloerse vrouw die het niet kon velen dat je ook nog familie had. Familie die je kon opzoeken. Daarom ben je al die jaren weggebleven, is het niet? Ze heeft jou zover gekregen dat je moest kiezen tussen haar en je familie. Je mag de hemel op je knieën danken dat het voorbij is. Als het langer had geduurd, dan had het nog veel erger kunnen aflopen.’ 
(199 woorden)

N.B.: ‘Eksteroogs diagnose’ heet tegenwoordig ‘De geschonken tijd’

zaterdag 13 mei 2017

Hekel aan Wagner – romanfragment uit ‘De IJskoning’


Elpee inspectie
Op mijn kamer liet ik hem de vier elpeeboxen zien met Wagners Ring, uitgevoerd door de Viena Philharmonic onder leiding van Solti. Die had ik van mijn vader mogen overnemen, nadat hij ze door cd-uitgaven vervangen had.
Caspar opende de dozen een voor een. Hij bladerde de bijgeleverde boekwerken door, bestudeerde de foto’s van Birgitt Nielson en andere zangeressen en zangers, de ontwerpen voor de eerste opvoeringen en de tekeningen van Arthur Rackmann. Bij de laatste box aangekomen, schoof hij zelfs een elpee uit de binnenhoes om aan het vinyl te kunnen ruiken.
‘Hm!’ zei hij. ‘Die zijn zeker schoongemaakt. Met zeepsop. Kan dat kloppen?’
Ik haalde mijn schouders op.

Wagner, een vervelend mannetje
Hij loerde over de plaat heen en vervolgde met een duistere stem: ‘Wist je dat Wagner een heel vervelend mannetjes kon zijn, dat hinderlijk kuchte om opnieuw de aandacht te krijgen, een paar seconden nadat een ander de conversatie had overgenomen? Ja, het liefst was hij onophoudelijk zelf aan het woord.’
Hij borg de elpee op, sloot het deksel en gaf de hele stapel terug in mijn handen.
‘Wagner schijnt zelfs een keer boos te hebben uitgeroepen: “Verzeihung. Aber was erlauben sie sich. Mir - der Grosse Komponist Richard Wagner - zu unterbrechen.” Dacht je dat hij dat tegen een van zijn gasten zei? Nee, dat zei hij tegen zijn eigen hond die tegen hem had geblaft. Grootheidswaanzin noem ik zoiets.’

In verweer     
‘Nee, hoor,’ zei ik. ‘Je kunt het ook opvatten als een flinke dosis zelfspot, want die Wagner had best wel humor.’
‘Hoe kom je er bij dat die Wagner humor zou hebben? Hij had een gloeiende hekel aan de muziek van Brahms en daarom vertelde hij de hele wereld rond dat Brahms aan zijn melodieën kwam door eigenhandig katten te wurgen. Langzaam, met een nylon koordje.’
‘Nylon moest toen nog uitgevonden worden, Caspar.’
‘Dan was het iets anders. Noem je dat humor? Zo’n verschrikkelijke roddel? Toen vatten ze het in ieder geval niet op als humor, want iedereen schijnt hem te hebben geloofd. Daarom heb ik een hekel aan Wagner. Zet dus alsjeblieft geen van deze platen op. Heb je Mozart? Altijd interessant om de verschillen in mijn opnames en in die van anderen te ontdekken. Dus kom maar op.’
   
Ook Mozart komt er slecht vanaf
Vijfenzestig minuten lang zeiden we enkel een paar woorden tegen elkaar. Wanneer onze cola-glazen leeg waren, vulde ik die bij. Tussendoor volgde ik geamuseerd zijn reacties op bepaalde wendingen in het eenentwintigste en het zevenentwintigste pianoconcert dat ik voor hem had opgezet. ‘Te snel.’ - ‘Te Langzaam.’ – ‘Dat is mooi, maar wel te laat.’
Hij drukte een wijsvinger tegen de slaap met de rest van zijn vingers gekromd, wat hij vast op tv een of andere schrijver of acteur had zien doen. Hij stond op, stapte naar mijn boekenkast en haalde er een boek uit. Luisterend naar de muziek, liep hij met dat boek in zijn hand opengeslagen langzaam heen en weer tussen boekenkast en deur.
Tegen de tijd dat Mozarts zevenentwintigste pianoconcert was afgelopen, had hij het boek teruggezet en was hij op zijn stoel teruggekeerd. ‘Afgekeurd,’ zei hij. ‘Zowel de muziek als het boek.’

zondag 7 mei 2017

Aan tafel wordt gezwegen


Een tweede moeder
Aan tafel zaten mijn vader, mijn moeder, mijn zus en ik. Mijn zus was niet mijn echte zus. Dat wist ik toen, als kleuter, nog niet en ik geloof ook dat zij dat tot rond haar vijftiende niet geweten heeft. Mijn ouders spraken er nooit over en mijn zus was net zo blond als ik en we hebben elkaar altijd tot in de verre jaren van volwassenheid als echte broer en zus beschouwd. Ze was wel negen jaar ouder, wat voor mij betekende dat ik er als kind en puber af en toe een tweede moeder bij had.

Mijn eigen moeder
Mijn eigen moeder verscheen in het leven van mijn vader, nadat zijn eerste vrouw overleden was aan kanker. Mijn zus was toen twee jaar oud. 
Mijn moeder had jarenlang in gezinnen, waarvan de vrouw het niet alleen redde, zorg gedragen voor de kinderen en het huishouden. Nu kwam zij dus in het gezin van mijn vader. Vijf jaar later trouwden ze, en weer vijf jaar later verscheen ik op de wereld.

Spraakzaam gezin
Het is logisch dat over deze dingen in onze kinderjaren niet gesproken werd. Ik denk dat onze ouders ons zo normaal mogelijk probeerden op te voeden, met bijvoorbeeld ’s avonds een behoorlijke pot eten op tafel.
Stamppot boerenkool, waarvan mijn vader voor mij een huisje maakte met een schoorsteen er op, waarin hij met een lepel een kuiltje drukte voor de jus. Zo is het in die tijd in veel gezinnen gegaan, denk ik.
Bijzonder was misschien dat als ik of mijn zus aan tafel iets wilden zeggen, dat mijn vader dan zei: ‘Eerst eten, straks mag je praten.’
Daar kwam meestal nooit iets van terecht. Nadat uit de Bijbel was voorgelezen en de Here God was bedankt voor het eten, togen mijn ouders meteen aan de afwas.
Vaak was het ook zo dat mijn zus en ik intussen al weer waren vergeten wat we ook weer wilden zeggen. Ik denk dat mijn vader daar wel stilletjes van genoot, want hij was een man van weinig woorden. Misschien ben ik daarom wel schrijver geworden.