donderdag 16 februari 2017

Van kort verhaal naar volwaardige roman: ‘Eksteroog’ – deel I


door
Sophia Désedan 

In je ‘Schrijversjaarverslag 2016’ noemde je als een van je twee grote projecten: de roman ‘Eksteroog.’ Lezers die je al een tijdje op deze blog volgen, zullen zich afvragen waar dit stuk proza van jouw hand opeens vandaan komt, want op deze site heb je d'r tot nu toe nauwelijks aandacht aan besteed.

Komt ‘Eksteroog’ zo maar uit de lucht vallen?

Nee, het manuscript bestaat al sinds 1998. Sommige fragmenten zijn in hun oorspronkelijke vorm van twintig jaar eerder. En de oerknal voor deze roman, zoals ik in een vorig blog geschreven heb, vond plaats rond mijn vierde levensjaar, in een telkens terugkerende droom.
Die droom heb ik gedurende mijn adolescentie twee keer gebruikt voor een kort verhaal. Die verhalen heb ik in ‘Eksteroog’ verwerkt.

Wanneer heb je aan ‘Eksteroog’ geschreven?

Het schrijven aan ‘Eksteroog’ valt grofweg in te delen in 4 fases.
Fase 1: 3 september 1998, 12 oktober 1999 - 21 maart 2000, 16 december 2002;
Fase 2: 18-22 april 2009, 17 juni-31 oktober 2009, 16 januari 2013;
Fase 3: 10-27 april 2015; 18 mei 2015; 28 oktober-1 november 2015;
Fase 4: 4 juni - 25 augustus en 11 oktober - 1 november 2016.

Kun je iets vertellen over de ontwikkelingsgeschiedenis van Eksteroog?

Tussen 1978 en 1980 tekende ik in een schriftje de eerste aanzetten op voor een roman, getiteld: ‘Versagen in eenzaamheid.’ Die roman heb ik ergens in de jaren tachtig afgewezen, maar het schriftje met de eerste aanzetten heb ik bewaard.

Fase 1
In mijn Schrijverslogboek schreef ik op 3 september 1998: ‘Fragmenten uit Versagen in Eenzaamheid met potlood aangestreept, bestemd voor diverse korte verhalen + begin gemaakt van ‘Manuscript, gevonden tussen twee identieke woningen.’
Op 28 november 1999 heb ik de titel veranderd in ‘Eksteroog’, omdat de oorspronkelijke te veel de afloop verraadt.
Op 16 december 2002 maakte ik een verslag van een MRI-onderzoek dat ik die dag had, en waarvan ik toen al wist dat ik deze informatie zou kunnen gebruiken voor ‘Eksteroog.’

Fase 2
Net als ‘De IJskoning’ was ‘Eksteroog’ aanvankelijk als verhaal opgenomen in de bundel ‘Gezichten in het struikgewas.’ Op 18 april 2009 koppelde ik ‘Eksteroog’ van ‘Gezichten’ los, om het te kunnen laten uitgroeien tot een novelle. Op die dag telde het 39 pagina’s.
Dat ik na zoveel jaar er weer mee aan de slag ging, terwijl ik midden in researchwerk voor mijn roman ‘De behouden stilte’ zat, heb ik te danken aan een collega op mijn werk, een vrouw die zeer geïnteresseerd was geraakt in ‘Eksteroog’ nadat ik haar erover had verteld.
Op 31 oktober 2009 was de tekst zo ver uitgebreid, dat je kon spreken van een kleine roman: 136 pagina’s.
Op 16 januari 2013 heb ik fragmenten over de bouw van een torenflat tussengevoegd.

Fase 3
Opnieuw bleef het manuscript enige tijd liggen. Projecten als ‘De IJskoning’ eisten al mijn schrijftijd op.
In oktober 2014 haalde ik een fragment uit ‘Eksteroog’ om het uit te werken tot een verhaal voor een Verhalenschrijfopdracht van Het Schrijverscafé. (Voor informatie over Het Schrijverscafé, zie voetnoot bij Schrijversjaarverslag 2016). Misschien was dit de aanleiding om verder te gaan met de roman?
Extra gemotiveerd raakte ik, nadat een collega-schrijver van het Schrijverscafé mij in het najaar van 2015 vroeg om haar roman in wording door te nemen en van commentaar te voorzien. In ruil daarvoor zou zij hetzelfde doen met een van mijn manuscripten. Dat werd dus ‘Eksteroog.’
Toen ik het manuscript in november 2015 naar haar opstuurde, besloeg het 162 pagina’s.

Fase 4
Nadat ik het manuscript in februari 2016 met lovende woorden, suggesties en kanttekeningen terugontvangen had, ging ik er weer mee aan het werk. Dit deed ik in de tweede helft van 2016, omdat ik in de eerste helft van dat jaar druk bezig was met de laatste redactieslag van ‘De IJskoning.’ Überhaupt is het verstandig om een manuscript waar je zo lang en zo dicht met de neus bovenop hebt gezeten, een flinke tijd te laten rusten.
Op aanraden van mijn collega-schrijver verbeterde of schrapte ik zinnen en fragmenten. Ook op haar aanraden gaf ik de nevenpersonages meer diepgang en een nog sterker eigen verhaal. 
Losliggende draadjes die ik onderweg tegenkwam, knoopte ik op eigen initiatief aaneen, en als ze er weinig toe deden schrapte ik ze. 
Ook op eigen initiatief verschoof ik vanwege de spanningsopbouw enkele hoofdstukken. 
Om de nogal sombere geschiedenis meer lucht te geven, voegde ik een paar hoofdstukken toe. Als basismateriaal heb ik hiervoor onder andere een aantal blogartikelen gebruikt. Bijvoorbeeld: ‘Waarom baby’s lachen als ze geboren worden’ en ‘Van mijn bed gelicht.’
Op 1 november 2016 lag er voor mijn collega-schrijver een manuscript van 201 pagina’s klaar.

Fase 5?
Inmiddels heb ik ‘Eksteroog’ van haar mogen terugontvangen. Er vallen nog steeds een paar dingen te verbeteren voordat deze roman naar een uitgever kan.



N.B.: ‘Eksteroogs diagnose’ heet tegenwoordig ‘De geschonken tijd’


Geen opmerkingen:

Een reactie posten