zaterdag 31 december 2016

‘De IJskoning’: klaar voor de uitgever? – deel X (slot)

Op naar de uitgever, op naar de lezer!

Laatste redactieslag voltooid
De afgelopen tijd heb ik in ‘De IJskoning’ de synoniemen en zinnen die in de plaats zijn gekomen voor het woord ‘niet’ op hun leesbaarheid gecontroleerd. Kwamen ze geforceerd over, dan paste ik de tekst nogmaals aan. Soms bleek dat onmogelijk en plaatste ik een ‘niet’ terug. Zo zijn er 22 ‘nieten’ in ‘De IJskoning’ teruggekeerd. Ook heb ik nog 30 ‘nieten’ kunnen verwijderen.
Op dinsdag 27 december heb ik aan deze werkzaamheden een punt gezet. Daarmee is de laatste redactieslag op ‘De IJskoning’, waaraan ik in januari 2016 was begonnen, voltooid. De roman is klaar voor de uitgever. (In die richting heb ik al een bescheiden stap genomen).

Ter vergelijking
Om u een indruk te geven wat er in deze maanden, mede dankzij de opmerkingen van mijn meelezer, zoal is veranderd: hieronder twee fragmenten uit Hoofdstuk 2:

Versie 2013:
‘Mijn moeder, ze heeft die waxinelichtjes geplaatst om ons te beschermen tegen de boze buitenwereld, de geesten die er ronddolen, de verdwaalde geesten die op zoek zijn naar een mens die door wat hem allemaal overkomen is eigenlijk niet meer zo goed weet hoe het verder met hem moet. En dan weet ze helemaal nog niets van wat ik vanmiddag voor die kroeg heb beleefd.
    Je kunt ze maar beter weer doven, mam. Voor mij helpen die waxinelichtjes niet. Ik geloof er niet in. Neem ze mee naar boven, naar je hobbykamer. Zet ze daar om je heen, straks na het eten, wanneer je er weer een uurtje gaat mediteren. En als je dat gaat doen, wil je dan ook eens gaan mediteren op een van die negatieve eigenschappen van jou? Die overdreven, verstikkende aandacht voor mij? Je vindt me interessant, vanaf het begin heb je mij voorlijk genoemd. Maar of dat nu een zegen is, dat voorlijk zijn? Vanaf het begin, vanaf het moment dat ik zelfstandig ben gaan denken heb je een hele tijd geprobeerd om van mij een toeverlaat te maken, een gesprekspartner. Dat is je niet gelukt en daarom ben je me maar gaan aanhalen. Ja, je probeerde van mij je knuffelbeertje te maken. Ook dat is je uiteindelijk niet gelukt. Vanaf mijn negende heb ik mij zo veel mogelijk buiten je omarmingen weten te houden. Die man hier recht tegenover mij, die man die zich mijn vader noemt, jouw wettige echtgenoot: daar hoor je je tegenaan te vlijen, met hem moet je praten, bij hem kun je je knuffeltjes vandaan halen. Niet bij mij.’

Versie 2016:
‘Mijn moeder, ze heeft die waxinelichtjes geplaatst om ons te beschermen tegen de boze buitenwereld. Je kunt ze maar beter weer doven, mam. Voor mij helpen ze niet. Ik geloof er niet in. Neem ze mee naar boven, naar je hobbykamer. Zet ze daar om je heen, straks na het eten, wanneer je er een uurtje gaat mediteren. En als je dat gaat doen, wil je dan ook eens stil blijven staan bij een van die negatieve eigenschappen van je? Die overdreven, verstikkende aandacht voor mij? Je vindt me interessant, vanaf het begin heb je mij voorlijk genoemd. Maar of dat een zegen is, dat voorlijk zijn? Vanaf het begin, vanaf het moment dat ik zelfstandig ben gaan denken heb je geprobeerd om van mij een toeverlaat te maken, een gesprekspartner. Tot ik mijn handen tegen mijn oren begon te drukken. Vervolgens ben je me maar gaan aanhalen. Godzijdank heb ik me al vanaf mijn negende buiten je omarmingen weten te houden. Die man hier recht tegenover mij, die man die zich mijn vader noemt, jouw wettige echtgenoot: daar hoor je je tegenaan te vlijen, met hem moet je praten, bij hem kun je je knuffeltjes vandaan halen. Niet bij mij.’

Aanprijzing
Al zeg ik het zelf: ‘De IJskoning’ leest als een trein. De lezer wordt wel gevraagd, af en toe terug te bladeren of het verhaal goed in zijn hoofd te houden, want ‘De IJskoning’ scherpt de geest. Er staat wijsheid in, er staat baarlijke nonsens in. Ja, de geest van de lezer wordt scherp gehouden. Scherp gehouden door:

prachtige zinnen
levensechte beschrijvingen
thema’s en symbolen die ondergronds verbindingen met elkaar aangaan
en: spannende momenten.

Binnen deze zinnen speelt zich een familiedrama af. Nu en dan kan er een traan worden weggepinkt. Maar er zijn ook momenten voor een lach. En als de lezer de laatste regel van ‘De IJskoning’ gelezen heeft, zal hij of zij denken: dit had ik niet verwacht. Maar het klopt met het geheel. Alles heeft met alles te maken, en wel zó dat de lezer na een weekje ‘De IJskoning’ nog eens wil lezen.

Oproep en wens
Ja, ‘De IJskoning’ is klaar voor de uitgever. Daarom roep ik iedereen op om dit bericht onder vrienden, kennissen en familie te verspreiden. Lees de fragmenten in ‘De IJskoning’ (klik daarvoor rechts van deze tekst op de cover van ‘De IJskoning’). Leest en zegt het voort: ‘De IJskoning’ is een prachtroman! Misschien wordt door deze reclame de kring van geïnteresseerden en potentiële kopers zo groot, dat een uitgever de publicatie van ‘De IJskoning’ eerder durft aan te gaan.

Ik wens u allen een goed Oud en Nieuw toe en vooral een gezond 2017 vol leesgenot.

Eric Steiner.

donderdag 22 december 2016

Hij is dol op muziek – een kerstverhaal


Ik beweeg mij niet, maar de tranen prikken mij in de ogen. Thuis heeft mama beweerd dat het vast een hele opgaaf voor mij zal zijn: zo lang blijven stilzitten, en toen heeft papa gezegd: ‘Geef hem toch die kans. Hij is dol op muziek.’

Ik ben muisstil, maar mijn keel doet pijn. We zitten in het midden van de vierde rij. Ik heb eerbiedig gekeken naar het grote koor in de blauwe jurken dat op het podium plaatsnam. Ik heb roerloos en zonder een vraag te stellen het stemmen van het orkest gevolgd. En toen waren er allemaal klappende mensen om mij heen. Wat een geruis, het leek wel een waterval. Papa en mama deden ook mee en toen ik ook. Op het podium verschenen de dirigent en de solozangers en -zangeressen.

Het orkest was beginnen te spelen, het koor viel in.
Jauchzet! Frohlocket! Auf, preiset die Tage. Zoiets overweldigends had ik nog nooit gehoord. Dit was wel wat anders dan de koptelefoon van mijn papa. Mijn papa, die mij vanmorgen had uitgelegd wat recitatieven en aria’s zijn. Ik vond ze niet zo mooi. Maar nu het koor weer is gaan zingen - nu het zingt Wie soll ich dich empfangen - zijn er tranen in mijn ogen gaan prikken.

Ik kan er niets aan doen, ik houd wel van Bach maar het is de gedragen melodie waardoor ik huilen moet. En nu komt er ook nog een geluid uit mijn keel. Door mijn natte wimpers heen zie ik mama’s kwade blik naar mijn papa. Mama aait mij over mijn wang en legt mijn hoofd in haar schoot en ik blijf maar doorgaan met huilen, doe mijn best geen geluid te maken wanneer de muziek zachter klinkt. Mijn buik schokt en het blaadje in mijn moeders handen trilt. Programma Kerstconcert 1978.

In de pauze staan we opeens buiten. Mama scheldt op papa. Vlakbij zijn fakkels en verbaasde blikken van mensen. Dat zijn mensen van Het Leger des Heils, heeft papa mij geleerd. Het koper van de blaasinstrumenten schittert.

Papa maakt een driftig gebaar in de lucht en loopt van ons weg. Nou krijgen we vast geen kerstboom meer. 

Mama pakt me bij de arm. Alleen wandelen wij over de straattegels. Achter mijn rug hoor ik het Legers des Heils spelen. Ik buig mijn hoofd. Voorbij mama’s mantel verschijnt om beurten de punt van haar schoenen. Ze loopt snel, ik kan haar amper bijhouden. Als we stilstaan voor een zebrapad, kijk ik naar haar omhoog. ‘Waar gaan we naartoe?’
‘Naar de bushalte.’

Het is plotseling heel erg koud om mij heen en ik steek mijn ene hand in mijn jaszak en mijn andere in mama’s zachte bontmantel. Misschien gaat ze dan ook langzamer lopen. Maar eerst moeten we nog wachten tot het stoplicht op groen springt.

Ik kijk achterom, naar het Musis Sacrum. En weer omhoog naar mama’s ernstige gezicht. En naar de bevroren sterrenhemel, ver boven haar. Zo groot en oneindig diep. Maar niets kon toch oneindig zijn? Wat zat er achter het einde? En wat voor het begin? Mijn leven en dat van al die andere mensen hier op aarde was slechts een knipoog in de eeuwigheid. Het is niet eerlijk dat er in zo’n kleine knipoog nog zo veel gemeenheid kon zitten.

‘Mama?’
‘Ja, schat?’
‘Als ik er niet was geweest. Was er dan een ander baby’tje uit jouw buik gekomen?’ Ze gaf geen antwoord. ‘En had je die dan ook Patrick genoemd?’
‘Kind, zeg toch niet van zulke dingen. Papa en mama houden heel veel van jou.’
Maar ze houden niet van elkaar.


‘Hij is dol op muziek’ is een summiere bewerking van Hoofdstuk 67 uit mijn roman ‘De IJskoning.’

woensdag 14 december 2016

‘De IJskoning’: klaar voor de uitgever? - deel IX

Op 'Nieten' Jacht

Waaraan een tekst dient te voldoen
Een tekst dient gevarieerd te zijn, o.a. in zinslengte en in woordkeuze. Teveel dezelfde woorden vlak op elkaar kunnen het lezen van een tekst ophouden. Wie niet gelezen wil worden, moet ze vooral laten staan.
Ik wil gelezen worden.
Volgens mijn Schrijverslogboek kwam ik op 1 oktober jl. erachter dat ik in ‘De IJskoning’ nogal vaak het woord ‘niet’ gebruikte. Daar ben ik de afgelopen periode dus mee aan de slag geweest.

Energievreter
‘Nieten’ vervangen door synoniemen als ‘weinig’, ‘moeilijk’, ‘onmogelijk’ en ‘allerminst’ kostte mij nogal wat energie.
Soms was het nodig om een zin volledig om te bouwen, omdat een synoniem niet paste. Ook dat kostte veel energie.
Over het algemeen had ik na anderhalf of twee uren ‘nieten’ vervangen het wel gehad.
Vandaar dat ik tussendoor andere, meer interessante schrijfzaken ter hand genomen heb. (Daarover in een volgende blog meer.)
Het verklaart ook waarom ik nu pas klaar ben met het verwijderen van ‘nieten’ in ‘De IJskoning.’

Bij kopzorg en radeloosheid: ga langs bij Harry Mulisch
Het verwijderen van ‘nieten’ bezorgde mij nogal wat kopzorg. Ik werd er een beetje radeloos van. Na drie weken vroeg ik mij af: Hoe doen andere schrijvers dit? Ik ging te rade bij Harry Mulisch. De eerste 54 bladzijden van ‘De Aanslag.’


Welgeteld kwam in op deze bladzijden 105 ‘nieten’ tegen. Op de manier hoe ze over de pagina’s waren verdeeld, dacht ik: ik ben op de goede weg. Dus ik ging door.

Eindelijk klaar met die ‘nieten’ klus?
Op donderdag 8 december was ik dan eindelijk door de 432 bladzijden van ‘De IJskoning’ heen. Ik overzag de overgebleven en vet gemaakte ‘nieten’ en was aan het eind van deze bezigheid weinig tevreden. Op sommige bladzijden zaten nog steeds vijf, soms wel zeven ‘nieten.’
Van Harry Mulisch wist ik het inmiddels. Hoe gingen andere gerenommeerde schrijver met ‘nieten’ om?

Het gerenommeerde schrijversonderzoek
Achtereenvolgens nam ik ter hand:

‘Noodlot’ / Louis Couperus
‘Grijze zielen’ /  Philippe Claudel
‘Honderd jaar eenzaamheid’ / Gabriel García Márquez
‘Liefde in tijden van Cholera’ / Gabriel García Márquez
‘Sinaasappels zijn niet de enige vruchten’ / Jeanette Winterson
‘De Voorlezer’ / Bernhard Schlink

Mulisch meegerekend, kwam ik tot het volgende resultaat:

 

Rekensom
Ik heb bewust 54 pagina’s gekozen, omdat ‘De IJskoning’ 432 bladzijden telt.

8 x 54 = 432

Zouden bovenstaande boeken evenveel bladzijden tellen als ‘De IJskoning’, dan zouden we per boek op het volgende aantal ‘nieten’ uitkomen: (A) 840, (N) 1169, (G)1024, (H) 984, (L) 1288, (S) 1376, (V) 1786.

Conclusie
Mijn roman ‘De IJskoning’ had voordat ik met de schifting begon 1490 ‘nieten.’ Ik heb ze kunnen terugbrengen tot 966. Daarmee kan ik ‘De IJskoning’ plaatsen tussen ‘De Aanslag’ en ‘Noodlot.’

Intermezzo
Er valt veel te zeggen over hoe bovenstaande schrijvers het woord ‘niet’ hebben toegepast. Misschien wijd ik daar ooit nog eens een blog aan.

Het gerenommeerde schrijversonderzoek: nuttig voor het schrijven van de ideale roman?
Na dit onderzoek, weet ik wat mij te doen staat. Stoppen met ‘nieten’ schiften. Ja, want je kunt wel eeuwig blijven sleutelen aan de vervolmaking van je roman, de ideale roman is toch niet te schrijven. Wanneer de ideale roman te schrijven was, schreef ik niet meer, dan zou niemand meer schrijven. Als je weet hoe het moet, is er weinig lol meer aan.

Wat mij verder te doen staat
Nog één keer ‘De IJskoning’ doorlezen. Om na te gaan of de woorden of zinnen die de ‘nieten’ hebben vervangen niet geforceerd overkomen. En daarna officieel bekendmaken, dat deze roman geschikt is om richting uitgever te gaan.