donderdag 21 april 2016

Beschermengelen


Getuigen
Gelooft u in beschermengelen? Ik geloof in beschermengelen. In mijn leven hebben ze een paar keer mijn pad gekruist. Dankzij hen ben ik hier nog op aarde. Dankzij hen denk ik wel zo’n beetje te weten waarom ik hier op aarde ben, wat de zin van die vreemde mix van tegenvallers, vreugdes en meevallers is. Dankzij hen mag ik ook hier op deze plek getuigen van hun bestaan.

Gemak breekt wet
22-11-2010. De kortste weg naar het treinstation is via het winkelcentrum. Daar mag je officieel niet fietsen, maar gemak breekt wet en om zeven uur ’s ochtends kom je hoogstens één glazenwasser tegen.
Zo ook nu weer.
Dacht ik.

Het was nog schemerig en het gebeurde in twintig seconden.

Eerste tien seconden
Vijf meter voor mij wordt de linkerhelft van de straat in beslag genomen door een geparkeerde auto die speciaal is ontworpen om glas te vervoeren.
Pal tegenover die auto staat tegen een winkelpand een ladder. Op die ladder is een man in overall, die langzaam naar beneden komt.
Kan ik met gemak die man en de geparkeerde auto passeren? Ja, moet kunnen.

Twaalfde tot en met veertiende seconde
Dan zie ik opeens achter die man nog meer ladders, waar ook mannen op staan. Iemand hanteert een boor. De halve etalage ligt er uit.

Vijftiende en zestiende seconde
Ik ben al voor een groot deel de etalage gepasseerd, of ik word opgeschrikt door een enorme knal vlak naast mijn voeten. De mannen op de ladders: achteraf kan ik zeggen dat ik nog net gezien heb dat ze iets loslaten. Achteraf denk ik ook dat ze mij niet hebben zien aankomen. Uit hun gestrekte armen valt een houten kist op straat. Een houten kist van misschien twee meter lang, tien centimeter diep en vijftig centimeter hoog.

Zeventiende tot en met twintigste seconde
Ik draai mij om en het enige wat ik weet uit te brengen is: ‘Nou, bedankt!’
De mannen lachen. Natuurlijk lachen ze, ik had wel dood kunnen zijn. Ze lachen en zingen: ‘Goeie morgen!’

Conclusie
Beschermengelen komen alleen wanneer zij achten dat je ze werkelijk nodig hebt. Ik weet niet wat het leven mij verder nog zal brengen. Ik hoop wel een gedenkwaardige leeftijd te mogen bereiken. En dat ik dan in een laatste zucht mag denken: Het is goed geweest.
Ondertussen hebben beschermengelen mij wel laten aanvoelen, waartoe ik hier op aarde ben. Om te schrijven. Om te schrijven over het leven, de dood, vooral toch over het leven. En af en toe te getuigen van hun bestaan.

Pray for the angels, and the angels pray for you.

woensdag 6 april 2016

Nachtrust

Moed.
Op mijn vorig adres heb ik in de zevenentwintig jaar dat ik er heb gewoond slechts één keer uit het raam staan schreeuwen.

Rumoer
Zomer 2012. Elke donderdagnacht ver over drieën is iemand in mijn straat minutenlang uitvoerig afscheid van iemand aan het nemen. Dat doet hij door de vertrekkende, die aan de reacties te beoordelen al half de straat uitgelopen is, met een hoog stemmetje en giechelend steeds hetzelfde na te roepen.

Onderzoek
Ik steek mijn kop door mijn slaapkamerraam en zie een ventje van een jaar of twintig kromgebogen en iets door zijn knieën gezakt op de klinkers staan. Breed grijnzend heeft hij zijn mobieltje gericht op iemand een heel eind verderop.
‘Doei! Hi-hi-hi. Doei! ... Doei? Hi-hi-hi. Doe-oei!’

Verzet
De maat is vol en ik schreeuw hem toe: ‘Zeg, wil je alsjeblieft eens ophouden met dat kinderachtig gedoe? Dit is nou al de derde donderdagnacht achter elkaar dat ik van dat gegiechel en doei geroep van jou wakker word.’
Hij komt uit zijn gebogen houding overeind, zegt ‘Sorry’ en dat het niet waar is wat ik beweer.
‘En waarom is dat niet zo?’
‘Vorige week was ik op vakantie. Dus daarvoor wil ik mijn excuses niet maken. Voor nu wel.’

Acceptatie
Schrikbarend hoe gevat sommige mensen ’s nachts ver over drieën nog kunnen zijn.
‘Oké,’ zeg ik. ‘Misschien was het niet vorige week, maar het is wel drie keer gebeurd deze maand. Houd er in het vervolg een beetje rekening mee dat er ’s nachts ook mensen slapen, wil je?
Ja, dat zal hij doen, belooft hij me en ik wens hem een wel te rusten toe.

Laf
Veertien dagen later staat hij weer doei te roepen en te giechelen in mijn straat. Weliswaar veel vroeger in de nacht en stukken korter, maar toch luid genoeg om er wakker van te worden.
De politie bellen? Daar ben ik te laf voor. Bovendien zou ik het toch verliezen van hem. Hij was immers aan mijn wens tegemoet gekomen door met de slapenden een beetje rekening te houden?