woensdag 29 april 2015
woensdag 15 april 2015
Surrealistische Griek
Juist vermoeden
Afgelopen vrijdagmiddag. Voor de derde keer in drie
weken en nu kort voor mijn vertrek controleer ik vluchtig de e-mail, waarin staat
in welk restaurant mijn oud-collega’s en ik vanavond ons jaarlijks etentje zullen
houden.
Mijn vermoeden is juist. In plaats van Olympia heeft organisator
Henry Cornelissen voor de Griek twee panden verderop gekozen: Delphi.
Niemand
Na een flinke poos treinen en vijf minuten lopen, treed
ik Delphi binnen. Het een kwartier na het in de mail afgesproken tijdstip, maar
van mijn collega’s is nog niemand aanwezig.
Voor zes personen
Een statige serveerster met zwart glanzende, strak
achterovergekamde haren stapt glimlachend op mij af.
‘Goedenavond,’ zeg ik. ‘Ik kom voor een tafel voor zes personen, die gereserveerd is door Henry Cornelissen.’
‘Ik zal even voor u in de agenda kijken.’ Met haar neus duikt ze diep weg in een dik bruin lederen boek. ‘Vreemd.’
Dat woord spreekt ze langzaam uit. ‘Op de naam Cornelissen is niets gereserveerd.
Heeft u een momentje?’
Weet u zeker?
Ze wandelt met het agendaboek naar buiten, het terras
op, overlegt met een jong serveerstertje, komt weer terug en vraagt: ‘Weet u
zeker dat het voor vandaag is? We hebben het op morgen geboekt.’
Oud-collega Agnes kon vandaag niet. Heeft Henry de
afspraak naar de zaterdag verschoven en is hij vergeten mij dat te mailen? Dat
zou wel heel erg knullig zijn.
‘Geboekt op morgen?’ vraag ik.
‘Ja,’ zegt de serveerster met nog even vriendelijke
ogen. ‘Voor zes personen zei u toch?’
Volgende bladzijde
Een serveerster met een grijs haarknotje voegt zich
bij ons en vraagt of ze even in de agenda mag kijken. Dan zegt ze: ‘Ik geloof
dat er een misverstand in het spel is. De afspraak zal voor vandaag bedoeld
zijn. Een van onze collega’s zet wel eens vaker een reservering op de volgende
bladzijde als de vorige bladzijde volgeschreven is. Ik zal haar daar toch eens
iets wat van moeten zeggen.’
De statige serveerster met zwart glanzende, strak
achterovergekamde haren knikt bevestigend.
‘Uw collega’s zullen zo wel komen.’
Ze schuiven twee tafeltjes aaneen, zetten er borden
en wijnglazen op, leggen er bestek en servetten op neer. In gedachten verzonken
blijf ik er naar staren. De serveerster met de zwart glanzende haren gebaart: ‘Gaat
u toch zitten. Uw collega’s zullen zo wel komen. Wilt u iets drinken?’
Vast nummer
Met een glas jus d’ Orange voor mijn neus besluit ik
toch maar even voor alle zekerheid Henry te bellen.
Ik heb mijn agenda niet bij me. Op een papiertje heb
ik thuis kort voor mijn vertrek vanaf de mail Henry’s telefoonnummer genoteerd.
Nu pas valt mij op dat het een vast nummer is. Mijn wenkbrauwen gaan omhoog. Net zoals al mijn andere oud-collega’s
komt Henry toch vanaf zijn werk hier naartoe? Heeft hij misschien een dag vrij
genomen. Het is allemaal niet logisch.
Ik toets zijn nummer op mijn mobieltje in.
‘Wacht u hier maar rustig de komst van uw
collega af.’
Een onduidelijk sprekende vrouw met een accent zegt
dat ze Claudia of iets van die strekking heet. Ze vraagt wat zij voor mij kan betekenen.
‘De heer Henry Cornelissen, is die misschien aanwezig?’
‘Schrijf oe dat met een I of een I-grec.’
Ik geloof dat ik vandaag een beetje langzaam van
begrip ben. Maar als ik door heb in wat voor situatie ik mijzelf heb
gemanoeuvreerd, schiet ik in de lach.
‘Ik denk dat ik verkeerd verbonden ben, mevrouw. Ik
zit in dit restaurant – in uw restaurant! Ik wacht hier op een collega van mij.
Die had ik willen bellen. Sorry, dat ik u hiermee lastig val.’
‘Geeft niet, menèrr. Wacht u hier maar roestieg de koemst
van oew collega af. En voor straks: eet smakelijk. Wij hebben een voortreffelijke kuiken.’
Zeker weten
Vijf minuten later gaat mijn mobieltje. Henry. Voordat
hij kan vragen waar ik blijf, zeg ik: ‘Ik zit in Delphi.’
‘Delphi?’ reageert hij. ‘Wat doe jij in Delphi. Je
moet in Olympia zijn!’
‘Nee, hoor. Ik heb het heel goed nagelezen. Ik weet
zeker dat er in je mail Delphi staat.’ Ik reageer zo stijfkoppig, want het is
er op of er onder. Ben ik nou gek of zijn al mijn oud-collega’s het.
Ik zak door de grond.
‘Drinkt u rustig uw glas leeg’
Een beetje lacherig leg ik de statige serveerster met
de zwart glanzende haren uit wat mij is overkomen. Ook bied ik haar mijn excuses
aan voor het nodeloos gereedmaken van deze twee tafels.
‘Geeft niet, hoor,’ zegt ze. ‘Even goede vrienden. Drinkt
u rustig uw glas leeg en gaat u daarna op uw gemak naar uw oud-collega’s toe in Olympia.’
Moeilijk handschrift
Ik betaal de jus ‘d Orange en ze krijgt een fooi van
mij. Tenslotte is ze de hele tijd aardig en begripvol voor mij is geweest.
Bij de deur beloof ik haar dat ik zal proberen mijn
oud-collega’s over te halen de volgende keer in Delphi te gaan eten.
Dat vindt ze leuk.
Opeens heb ik een vraag.
‘Hoe kan het eigenlijk dat die naam Henry Cornelissen
in uw agenda terechtgekomen is?’
‘O,’ zegt ze, ‘Ik dacht dat die reservering voor zes
personen op zijn naam stond. Die ene serveerster, waar wij het daarstraks ook
al over hadden: die heeft namelijk een erg moeilijk te ontcijferen handschrift.’
Voetnoot: Persoons-
en restaurantnamen zijn gefingeerd.
dinsdag 7 april 2015
Zin en onzin van de schrijverswet Show, don’t tell
Meden en Perzen
Show, don’t
tell: is dat nu zo’n schrijverswet van Meden en Perzen? Volgens mij
wordt er zo veel op show don't tell gehamerd om te voorkomen dat je zinnen
krijgt als ‘Hij voelde zich ongelukkig,’ Met zo’n zin zit je als auteur tussen
tekst en lezer in. Dat werkt niet. Als schrijver moet je het gevoel bij de
lezer oproepen dat je personage ongelukkig is.
Mooi voorbeeld: On the Road van Jack
Kerouac
Samen met zijn kameraad reist het hoofdpersonage in
een auto half Amerika door. Het hoofdpersonage zal onderweg zijn vriendin
ontmoeten. Tijdens de rit geniet hij van de prachtige
landschappen. Bij aankomst blijkt zijn vriendin niets meer van hem te willen
weten. De twee kameraden trekken verder. Het hoofdpersonage ziet alleen nog
maar lelijke landschappen.
Show alleen leidt tot claustrofobie
Maar met show alleen kom je er niet. Behalve wanneer
je een claustrofobisch verhaal of roman wilt schrijven. Dan zit de lezer al die
bladzijden gevangen in het hoofd van het personage.
Tell alleen leidt tot oppervlakkigheid
Wat heeft een lezer aan zinnen als: ‘Het huis bleek
een bouwval. De bouwvakker moest er aan te pas komen.’? Zulke zinnen kun je ook
in de krant lezen, of uit de mond horen van een oom of tante op een
verjaardagspartijtje. Een lezer wil meer. Hoe kom je als schrijver tot dat
meer?
Door het detail.
How to show?
Kruip als schrijver van jouw pen af en ga in
gedachten voor dat huisje staan. Wees je hoofdpersonage en kijk door zijn of
haar ogen. Wat ziet hij of zij? Schrijf dat op. Ga vervolgens het huis binnen.
Waar ruikt het naar, waar biedt het vensterglas uitzicht op, hoe is de
lichtinval? Schrijf dat op. Ontmoet vervolgens de bouwvakkers. Wat zeggen ze,
hoe zien ze er uit? Schrijf dat op.
Een tekst moet ademen
Na een behoorlijke lap tekst aan show kun je aan
telling niet ontkomen. Bijvoorbeeld wanneer je een versnelling in het verhaal
wilt maken, een samenvatting om te voorkomen dat het saai wordt. Een
versnelling is soms ook noodzakelijk om een verhaal beter te laten ademen. Een
mens ademt ook niet de hele dag door op hetzelfde niveau.
Abonneren op:
Posts (Atom)