Reeks over een Nina Hagen concert dat op 23 mei werd
afgelast en dat daardoor bij mij allerlei herinneringen opriep.
Intermezzo (over
lichaam en ziel)
Consequentie.
Na wat ik vorige week over mijn moeder geschreven heb,
kan ik op deze plek moeilijk meteen vrolijk mijn Nina Hagenverhaal voortzetten.
Eerst moet ik nog het volgende kwijt.
Band.
Eerlijk gezegd, we zijn nooit meer op dat
telefoongesprek teruggekomen, mijn moeder en ik. Ik geloof wel dat het onze
band heeft versterkt, maar uit schroom en uit angst voor opnieuw tranen bij
haar durfde ik (en misschien ook wel mijn moeder) er nooit meer over te
beginnen.
Het is mij onbekend of ze met mijn zus of haar eigen zusters
of andere familieleden over haar angsten gesproken heeft, ik heb er nooit
iemand naar gevraagd.
Behoud.
Wel heeft ze tegenover haar dominee haar angsten geuit,
haar angsten voor het hiernamaals. Ze dacht dat er voor haar geen plek zou zijn
in de hemel. Dat vertelde de dominee ons tijdens haar begrafenisdienst.
Misschien heeft hij haar kunnen geruststellen. Een geruststelling die hij nadat
ze was overleden als motto voor haar begrafenispreek heeft gebruikt: ‘In het
huis mijns Vaders zijn vele woningen.’ (Johannes 14:2).
Ook voor haar zou er plaats zijn in de hemel.
Lichaam en ziel.
Ze heeft een mooi plekje gekregen, rechts achteraan,
als laatste graf met zicht op cipressen, waar de zon op ging schijnen toen de
dominee zijn laatste woorden gesproken had en iedereen zich omdraaide om de
begraafplaats te verlaten.
Ik bleef staan. Ik kon niet weg. Even nog niet. De
maanden daarna zou mijn moeder nog heel dicht bij mij zijn.